Vanaf 1 juli gaan de nieuwe vlootregels in, met een overgangsperiode van mei en juni om aan deze nieuwe regels te wennen.
De aanleiding om de regels voor het gebruik van de vloot te veranderen is de aanschaf van duurder en kwetsbaarder materiaal. Na overleg met O&I, de Roeicommissie en de Examencommissie is besloten om deze veranderingen niet alleen voor het S3/B3-vlootgedeelte toe te passen, maar voor de gehele vloot. Daarnaast zijn/worden de exameneisen aangepast aan de nieuwe regels. Ook van leden die niet aan een opleidingstraject deelnemen wordt verwacht dat zij de nieuwe regels naleven.
Afgesproken is dat tijdens de maanden mei en juni de veranderingen in de regels uitgelegd worden aan de leden. Dit gebeurt door aanwezigheid van leden in de eerste paar weekenden in de ochtend op het vlot en de loods. Vanaf juli 2017 wordt er vanuitgegaan dat iedereen de nieuwe regels kent en zich er ook aan houdt.
1. Boten mogen niet met de huid of de riggers tegen het vlot of iets anders hards (bijvoorbeeld stellingen) komen. Het aanleggen van boten gebeurt niet meer met de boot tegen het vlot maar met enige afstand tussen vlot en boot. Er wordt verwacht dat als je op het vlot bent en een boot legt aan je deze boot helpt door hem voorzichtig aan de riem naar binnen te trekken. Het wegvaren gaat in omgekeerde volgorde. Ook daar dus, als het mogelijk is, hulp van iemand op het vlot. Boten mogen nooit onbeheerd aan het vlot liggen.
2. De riggers mogen bij het in en uitstappen slechts licht op het vlot rusten. Bij voorkeur houdt een ervaren stuur/coach/begeleider de boot vast en zorgt dat er afstand blijft tussen het vlot en de huid van de boot bij het in- en uitstappen.
3. Instappen/uitstappen: stap altijd in of uit op de goede plaats (nooit met de voeten op de huid of op het bankje). Als de boot voorzien is van schoenen stap je zonder schoenen in of uit.
4. Omslaan: indien er niet sprake is van een levensbedreigende situatie wordt de omgeslagen boot naar de kant gebracht. Verwijder de riemen uit de dollen en daarna voorzichtig (zoveel mogelijk horizontaal) omgedraaid. Op het water inklimmen leidt veelal tot schade aan de boorden en huid (riemen tegen de huid).
5. Boten worden na elke training zowel van binnen als van buiten (afspuiten) schoon- en droog gemaakt. De slidings worden gecontroleerd op vervuiling en indien nodig ook met de speciale slidingdoekjes schoongemaakt. Vooral de houten boten moeten erg goed droog gemaakt worden.
6. Strijkend aanleggen: dit is alleen in noodsituaties toegestaan. Bij examens wordt nog wel geëxamineerd op kunnen strijken maar niet meer op het vlot.
7. Veel schades aan boten worden veroorzaakt in de eerste en laatste meters, namelijk bij het in en uit de stelling halen. Bekijk van tevoren goed hoe je dit gaat doen en bespreek het ook met je ervaren mederoeiers. Twijfel je of je een boot veilig in of uit de stelling kunt halen, vraag dan hulp.
8. Kies altijd een boot die bij je past wat betreft gewicht en opleidingsniveau. Neem geen boot waarvoor je eigenlijk te zwaar bent en/of onbevoegd.
De veranderingen hebben tot doel dat de boten langer in goede conditie blijven zodat er voor iedereen meer roeiplezier is.