Elke cursus wordt afgesloten met een examen, dat bestaat uit een praktijk- en een theoriegedeelte. Je bent geslaagd voor een brevet als je zowel het praktijk- als theoriedeel naar tevredenheid afgelegd hebt. De examencommissie neemt de roei-, stuur- en theorie-examens af en heeft hiervoor gedurende het seizoen een aantal vaste tijdstippen gepland. In overleg met je instructeur of coach schrijf je je in voor een examen via examen@zrzv.nl.
Hieronder is schematisch weergegeven welke bevoegdheden je na een examen hebt. De eerste tabel geldt voor jeugd & junioren, de tweede tabel voor senioren en veteranen. Per brevet (horizontaal) zijn de bevoegdheden uitgesplitst in ‘Kolk’ en ‘Zwarte Water’.
(Dit overzicht als digitale download: Exameneisen en bevoegdheden.)
P1 |
S1 |
S2/B2/P2 |
S3/B3 |
Stuur1 |
Stuur2 |
Stuur3 |
Voetstuur |
||
Kolk |
Zwarte Water |
Kolk |
Zwarte Water |
Zwarte Water |
Zwarte Water |
Zwarte |
Zwarte Water |
Zwarte Water |
Zwarte Water |
C2x+, C4x+ |
C2x+, C4x+, alle roeiers hebben P1 |
1x |
1x |
1x, 2x, of 4 |
S3- resp. B3-boten (2) |
C2x+, C4x+ |
gladde boten |
8+ |
gladde boten met voetstuur, zoals 2-, 4- en 4x- (1) |
Opmerkingen bij de bevoegdheden van jeugd & junioren:
1: Uitsluitend met toestemming of onder begeleiding van een bevoegd instructeur/coach*.
2: Ben je als roeier(s) minderjarig, dan ga je niet van de Kolk, tenzij alle roeiers S3 hebben én minimaal 16 jaar zijn én een telefoon bij zich heeft én de ouders en de commissaris Jeugd & Junioren schriftelijk toestemming hebben gegeven.
* De roeicommissaris en de commissaris Jeugd & Junioren geven aan wie bevoegd instructeur of coach is en voor wat; zij doen dit ieder voor hun eigen afdeling.
P1 |
S1 |
S2/B2/P2 |
S3/B3 |
Stuur1 |
Stuur2 |
Stuur3 |
Voetstuur |
||
Kolk |
Zwarte Water |
Kolk |
Zwarte Water |
Zwarte Water |
Zwarte Water |
Zwarte |
Zwarte Water |
Zwarte Water |
Zwarte Water |
C2x+, C4x+ |
C2x+, C4x+, alle roeiers hebben P1 |
1x |
1x |
1x, 2x, of 4x+ |
S3- resp. B3-boten (2) |
sturen C-boten |
sturen gladde boten |
sturen 8+ (1) |
sturen gladde boten met voetstuur, (2-, 4- en 4x-) |
Opmerkingen bij de bevoegdheden van senioren en veteranen:
1: Alleen onder begeleiding van een bevoegd instructeur of S2-roeier.
2: Voor boten met voetstuur geldt de bevoegdheid alleen als de stuur ook het brevet Voetstuur heeft.
In de praktijk betekent dit voor senior roeiers die zelfstandig het Zwarte Water op willen het volgende:
Boottype |
Naam |
Roeibevoegdheid |
Stuurdiploma |
Wherry |
|
P1 |
Stuur1 |
C2+ of C4+
|
gestuurde C-twee of C-vier |
P1 |
Stuur1 |
C1x |
C-één |
S1 onder begeleiding |
– |
C3x- |
C3 zonder |
S2 (!!!) |
Stuur1 |
1x |
skiff |
S1 onder begeleiding |
– |
2x |
dubbeltwee (glad) |
S2 of P2 of S3 (afhankelijk van de boot) |
Stuur1 |
4x+ |
dubbelvier met (glad) |
S2 of P2 |
Stuur2 |
4x- |
dubbelvier net (glad) |
S2 of P2 |
Stuur2 |
4x- |
dubbelvier zonder (glad) |
S2 of S3 |
Stuur2 (en Voetstuur voor boten met voetstuur)* |
4+ |
vier met (boordvier, glad) |
B2 |
Stuur2 |
4- |
vier zonder (boordvier, glad) |
B2 of B3 |
Stuur2 (en Voetstuur voor boten met voetstuur)* |
2- |
Twee zonder (boordtwee, glad) |
B3 |
Stuur2 (en Voetstuur voor boten met voetstuur)* |
8+ |
acht (met) |
Afhankelijk van de boot: voor Wartena B1 of B2, voor Stadshagen en Upmeyer B3 |
Afhankelijk van de boot: voor Wartena Stuur2, voor Stadshagen en Upmeyer Stuur3 |
Naast de eisen in onderstaande tabel, gelden voor alle examens enkele extra eisen.
Voor S3/B3 en voor Stuur2 en Stuur3 zijn uitgebreidere opmerkingen over de vereiste vaardigheden opgenomen.
|
P1 |
S1 |
S2 |
S3 |
P2/B2 |
B3 |
Stuur1 |
Stuur2 |
Stuur3 | Voetstuur* |
Boottype |
C4x+ |
1x |
1x |
1x |
4x+/4+ |
2- |
C4x+ | 4x+ 4+ | 8+ | 2-, 4x 4- |
Roeitechniek |
|
|||||||||
Wegkomen van het vlot zonder hulp |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
‘Krabbend’ naar het vlot of van het vlot af |
X | |||||||||
Strijken zonder oprijden, in een rechte lijn |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | |
Strijken met oprijden, in een rechte lijn |
|
|
X |
X |
X |
X |
X | X | ||
Elke derde haal kunnen omkijken, afwisselend over beide schouders, zonder het haalritme te verstoren |
|
X |
X |
X |
|
X |
X | |||
Haalbeeld; volgorde + lichaamshouding + vlakke polsen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
Balans, ontspannen indruk, bootbeheersing |
|
X |
X |
X |
X |
X |
||||
Correcte uitpik bladen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
Correcte inpik bladen |
|
|
X |
X |
X |
X |
||||
Bladen op tijd draaien |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
||||
Watervrij roeien: belangrijk! |
X |
|
X |
X |
X |
X |
||||
Roeien met wisseling in tempo en kracht, met behoud van techniek en balans |
|
|
X |
X |
|
X |
||||
Aankomen zonder het vlot met de boot aan te raken (zelf zijde kiezen) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Aankomen zonder het vlot met de boot aan te raken (beide zijden vlot) |
|
|
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Noodstop maken met armen en benen gestrekt |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Noodstop en direct de boot in 45 graden leggen (parallel aan fictieve golf) |
|
|
X |
X |
X |
X |
X | X | X | |
Ronden over bak- en stuurboord |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Ronden tussen de vlotten |
|
|
X |
X |
|
|
||||
Stuur- of bakboord best |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Uitoefenen smalle, lage brug |
X |
|
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Voorrangsregels toepassen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Ploeg – volgen |
|
|||||||||
Gelijke met elkaar draaien blad en inpikken |
X |
|
|
|
X |
X |
||||
Gelijk met elkaar halen en oprijden in rechte lijn |
X |
|
|
|
X |
X |
||||
Gelijke uitpik, eenparig glijden recover |
X |
|
|
|
X |
X |
||||
Gelijk met elkaar strijken en rijden in rechte lijn |
X |
|
|
|
X |
X |
||||
Gelijk met elkaar ronden (in een boordboot om en om) |
X |
|
|
|
X |
|
||||
Opvolgen stuurcommando’s |
X |
|
|
|
X |
X |
||||
Ploeg – sturen |
|
|||||||||
Wegvaren van het vlot met roertje recht (!!) |
|
|
|
|
|
X |
X | X | X | X |
Sturen met gebruik van roertje |
|
|
|
|
|
X |
X | X | X | X |
Sturen zonder gebruik van roertje |
X |
X | X | X | ||||||
Aanleggen zonder gebruik roertje |
||||||||||
Een achtje kunnen roeien met besten en gebruik van roer, dus zonder ronden of houden | X | |||||||||
Commando’s hoorbaar geven + kort en duidelijk + juiste timing |
|
|
|
|
|
X |
X | X | X | X |
Actief zijn in de stuurstoel: de stuur laat zien en horen dat deze op het water is, laat zien dat deze overwicht heeft en actief bezig is met de taak van stuurman |
X |
X | X | X | X | |||||
Tonen van inzicht in de situatie, omgevingsbewust sturen |
|
|
|
|
|
X |
X | X | X | X |
Kennen van en handelen naar de verantwoordelijkheid van de stuur voor boot en bemanning en weten wat dit in de praktijk betekent |
|
|
|
|
|
X |
X | X | X | X |
Kennen van een (hieronder) beschreven basisset aan oefeningen, deze in opdracht van de coach (bij Stuur2) of zelfstandig (bij Stuur3) weten in te zetten, de roeiers kunnen uitleggen wat gevraagd wordt en waarom en na uitvoering feedback aan de roeiers geven |
X | X | ||||||||
Bekend zijn met het gebruik van de CoxBox |
X | X | ||||||||
Algemeen |
X |
X |
X |
|
X |
X |
X | X | X | X |
Boot afschrijven |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Boot en riemen uitbrengen, daartoe de juiste commando’s volgen danwel geven |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Instappen en wegvaren middels afzetten / slippen van het vlot |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Aankomen en uitstappen |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X | |
Schade melden |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
Boot en riemen schoonmaken (incl. slidings), drogen, openen luchtdeksels en opbergen |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X | X | X | X |
• Bij alle examens wordt een theorietoets afgenomen. Pas als je praktijk en theorie behaald hebt, ben je geslaagd voor het brevet.
• Bij alle examens wordt gelet op zorgzaam gebruik van het materiaal. Dit betreft ook het schadevrij uit- en inbrengen van boot en riemen, het schoonmaken van de slidings, openen van de luchtdeksels en/of deksels in de taft om schimmelvorming te voorkomen, enzovoort.
o De examencommissie moet ervan overtuigd zijn dat de kandidaten onder alle omstandigheden de boot beheersen
o De roeiers moeten een uitstekend haalbeeld hebben en oefeningen en termen kennen om het haalbeeld en de snelheid te verbeteren
o De roeiers moeten de volgende oefeningen kunnen uitvoeren:
• Broekrand-stop (ook wel stop 1½ genoemd) en stop 3, beide watervrij
• Passieve oefening plaatsen blad: uitpik positie; drie keer soppen achter of/en voor en rustig plaatsen (watervrij)
• Passieve oefening plaatsen blad: als boven, maar dan gevolgd door een krachtige haal
• Kwart bank zitten: bladen verticaal in het water, strijkend oprijden tot driekwart of hele bank, dan een krachtige haal
• Een stuk roeien (max. 500 meter) waarin verschillende tempi (van 18 tot 28) en verschillende intensiteiten (spoel tot hard) en/of een combinatie daarvan kunnen worden getoond
• Ca. 1 km hard (minimaal tempo 24-25) kunnen roeien met behoud van techniek, met 2x een versnelling naar 3 tempi hoger en omkijken zowel links als rechts
Voor Stuur2 geldt een aantal specifieke eisen, namelijk alles wat voor Stuur1 geldt, plus:
• Heeft overwicht, dwingt door toon en houding respect af bij de roeiers.
• Weet hoe een gladde vier correct uitgebracht en binnengebracht wordt, geeft hiertoe de juiste commando’s.
• Kan de manoeuvres uitvoeren, zoals beschreven onder de exameneisen voor P2.
• Commando’s: kort, bondig en kordaat; juiste timing; met een helder en goed verstaanbaar stemgebruik.
• Is bekend met het gebruik van de CoxBox.
• Kent een set basisoefeningen: zie hieronder in dit document.
• Kan deze oefeningen in opdracht van de coach vertalen naar de roeiers, kan hen uitleggen wat gevraagd wordt en waarom en kan na uitvoering feedback aan de roeiers en de coach geven.
• Is actief in de stuurstoel: de stuur laat zien en horen dat deze op het water is, laat zien dat deze het overwicht heeft en actief bezig is met de taak van stuurman.
• Reageert adequaat in onverwachte situaties.
• Laat zien dat hij/zij omgevingsbewust stuurt. Is zich bewust van zijn/haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid van bemanning en boot.
o Uitlengen
o Roeien met verschil in intensiteit: slow (0%), light (30%), medium (65%), strong (75/85%), hard (85/99%)
o Tubben speciaal (dus ook gewoon tubben)
Tubben speciaal: beide boegen laten roeien, dan boeg eraf en nr. 2 erbij, vervolgens, nr. 2 eraf en slag erbij. Kan ook andersom.
o Stops: 1, 1 ½ (broekrand), 3, 4 (NB: de roeibond heeft stop-2 laten vervallen.)
o Opzetjes aangeven
o Startjes begeleiden:
Bij beginnende wedstrijdploegen: startje met 3x ¾ en daarna verder op hele halen. Voordeel: bootsnelheid en tempo blijven bij elkaar passen. Van hieruit kan – bij toenemende bootsnelheid – het tempo desgewenst nog wat opgevoerd worden.
Bij gevorderde wedstrijdploegen: startje met ¾, ½, ½, ¾, heel. Dit levert een hoog tempo bij lage bootsnelheid, waardoor het ritme verstoord is. Let erop dat je het tempo terugbrengt naar een tempo dat past bij de bootsnelheid en voldoende lang volgehouden kan worden.
o Easy up
Examinering van Stuur2 en Stuur3: de examinator roeit mee, liefst op boeg, ervaart zo welk effect de stuur op de ploeg heeft, of deze verstaanbaar is enzovoort.
Voor Stuur3 geldt een aantal specifieke eisen, namelijk alles wat voor Stuur2 geldt en daarbij extra het kunnen sturen van een 8:
• Heeft de volledige controle over de boot en bemanning, ook onder lastige omstandigheden.
• Stuurt subtiel, doch daadkrachtig en proactief/omgevingsbewust.
• Kent een brede variatie aan oefeningen (zie hieronder); weet welke oefening wanneer in te zetten.
• Kan deze oefeningen uitleggen (wat gevraagd wordt en waarom) en kan na uitvoering feedback aan de roeiers geven.
• Is een verlengstuk van de coach, met andere woorden: kan instructies/opmerkingen geven waardoor de bemanning beter kan roeien.
• Beheerst de manoeuvre “man over boord”: op de meest effectieve manier de drenkeling ophalen.
• Is onderdeel van een ploeg, werkt samen met de roeiers naar resultaat.
• Bereidt samen met de ploeg een wedstrijd voor en handelt adequaat tijdens de wedstrijd; is ook in staat de wedstrijd te evalueren.
• Heeft wedstrijdervaring, dus heeft een wedstrijd gestuurd (in een 4 of in een 8), heeft wedstrijdtraining gegeven, wedstrijd voorbereid, stuurliedenvergadering, kent de specifieke stuurregels voor wedstrijden en het wedstrijdreglement, voelt het tempo aan, kan de energie van het team op een goede manier over de wedstrijd verdelen.
o Pimenov
o Uitlengen vanuit 1/4 bank
o Uitlengen vanuit vaste bank, in light of medium; start met alleen armen, zonder druk,
o Hoogspoelen gevolgd door 15 a 20 halen hard
o Uitpik-inpik, oefening van Lars: begint bij de uitpik, uitpik, recover, inpik; na een paar keer een lichte haal er achteraan. Tubbend 4 om 4.
o Ongedraaid / vast blad
o Startjes begeleiden:
Bij beginnende wedstrijdploegen: startje met 3x ¾ en daarna verder op hele halen. Voordeel: bootsnelheid en tempo blijven bij elkaar passen. Van hieruit kan – bij toenemende bootsnelheid – het tempo desgewenst nog wat opgevoerd worden.
Bij gevorderde wedstrijdploegen: startje met ¾, ½, ½, ¾, heel. Dit levert een hoog tempo bij lage bootsnelheid, waardoor het ritme verstoord is. Let erop dat je het tempo terugbrengt naar een tempo dat past bij de bootsnelheid en voldoende lang volgehouden kan worden.
o Kwart bank hard en vervolgens elke 10 halen er een kwart bankje bij: (op tijd blad draaien en klaar voor de inpik)
o Startjes met 100/200 meter hard
o Zorgen voor focus bij de roeiers door tijdens langere hardere stukken door bijvoorbeeld 10 accent halen (bijvoorbeeld op de uitpik, op de benen, inpik of rust in het glijden, ritme) de ploeg-performance aanzienlijk verbeteren. De stuur moet dus door hebben wanneer het begint te rommelen of te verslappen en dan met een goede accent oefening komen. Begeleiden en motiveren van de ploeg op die langere stukken
o Strong of harde haal met light recover. Tempo is dus laag maar bootsnelheid relatief hoog ten opzichte van tempo
o 60 light halen gevolgd door 30 strong of hard en dat enkele keren herhalen of piramides.
o Ontspanningsoefeningen zoals spoelhaal, ogen dicht, hand in de zij enzovoort of spelevaren
Examinering van Stuur2 en Stuur3: de examinator roeit mee, liefst op boeg, ervaart zo welk effect de stuur op de ploeg heeft, of deze verstaanbaar is enzovoort.