Voor de vijftiende keer togen wij naar een nieuwe bestemming in het buitenland. Ons reisdoel was ver weg: tussen Rostock en de Poolse grens.
De Peene was Jan Harms vorig jaar aangeraden door iemand van de waterpolitie, die in Schwering op vakantie was, als schitterend natuurgebied.
Wij konden twee C2-boten huren bij de roeivereniging van Anklam en ook hun schitterende botenwagen. Dat was mooi, want dan zaten we niet in concurrentie met onze verenigingsgenoten die naar de Voga Longa gingen met het meenemen van wherry’s of de botenwagen. Het zou ons vast ook veel tijd schelen, omdat je zonder botenwagen sneller kunt reizen.
Dat laatste bleek niet direct van toepassing. Zowel in Bremen als rond Hamburg was de gebruikelijke Stau, ook al was het op een donderdag. Het kostte ons twee en een half uur extra reistijd. Daarnaast reisden we met de Tesla van Girbe Drenth: zeer milieubewust, maar het laden bij de verschillende Superchargers nam de nodige tijd in beslag. Daarnaast betekende harder rijden en bijvoorbeeld 10 minuten ergens eerder zijn, ook dat er 20 minuten langer geladen moest worden. Het was dus een juiste beslissing om een dag extra reizen in te lassen en dan tijdens het vullen van het accupakket te pauzeren.
Deze manier van verplaatsen kwam goed overeen met het rustige gebied. Vorpommern is dun bevolkt, de wegen leeg en op de rivier en over het grote meer zijn bijna geen watersporters. Vergelijk dat eens met Pinksteren in Nederland! En bij het elke dag roeien van 30 kilometer hoorde wat ons betreft ook een laag tempo en tijd nemen voor een lunch.
Wij bleven ons verbazen. Een picknickplaats langs het water, waar niemand gebruik van maakt op een feestdag met mooi weer. Je kunt het gewoon niet geloven. En dan openbare wc’s die gewoon schoon zijn. Geen plastic en papier op straat, bijna geen reclameborden. Veel glooiende koolzaadvelden en ook heel veel windmolens waren ons uitzicht. Ja, want wind is er volop. Je rook regelmatig de Oostzee, die niet zo ver weg ligt. Af en toe meeuwen, maar ook zeearenden cirkelden boven ons hoofd.
Er is geen stroming en er zijn ook geen sluizen. De rivier is breder dan het Zwarte water en op de oevers groeien riet, wilgen en berken. Het water telt tal van aftakkingen net als het ons bekende moerasgebied de Weerribben. Alleen heb je hier soms mallotige drijvende huisjes of caravans op een vlotje met een flinke buitenboordmotor voor anker.
Over het riet en de bosjes kun je meestal heen kijken, ook omdat er beboste heuvels zijn, die er bovenuit steken. Otters en bevers schijnen er veel te zijn, maar wij hebben ze niet gezien.
Gelukkig dat het toen we de Kummerrowersee overstaken (we waren gestart bij Malchin) windkracht 2 was. Dit meer, dat groter is dan de Beulakker- en de Belterwiede samen, is niet met windkracht 4 te bevaren en het was met 2 al af en toe doortrappen. We hadden voor de zekerheid van tevoren een alternatief over de rivier de Trebel achter de hand, die ook in Demmin eindigt.
Aan het eind van het meer wachtte ons een uitspanning met allemaal soorten visgerechten op het menu. Hoewel aal in de naam van het restaurant en op het menu stond, nam geen van ons deze vis, die op de rode lijst staat. Maar baars en snoek lieten we niet aan ons voorbijgaan.
Vlakbij Loitz hadden wij voor twee nachten een hotel. Vlakbij Jarmen een Zimmer frei en bij Anklam konden we met een matrasje en slaapzak in het clubgebouw overnachten. En warempel: naast het gebouw was een heus oplaadpunt voor elektrische auto’s.
Die roeivereniging kent nog geen 30 leden, waarvan meer dan de helft actief is en die allemaal een ‘zekere leeftijd’ bereikt hebben. De jeugd heeft allang het gebied verlaten. Ook de havenmeester van Demmin, waar we de eerste keer onze boten (met dubbele bodem en keurig onderhouden) laten, vertelde eenzelfde verhaal.
Elke keer merkten we weer hoe belangrijk het was om contact te leggen met de plaatselijke bevolking, om een tip te krijgen waar de botenwagen moest blijven en waar hij precies moest staan (Ordnung muss sein) of waar het goed aanmeren was. (In Jarmen verscholen net achter de kademuur.)
Opnieuw bedankte ik Piet Reuvekamp dat hij zestien jaar geleden op mijn: “Als ik later met pensioen ben, wil ik net zo als Dineke Bollaert in het buitenland roeien”, reageerde met: “Niet wachten, maar nu doen.” Wij wisten niet dat de VUT zou worden afgeschaft en we gewoon nog vijf jaar langer aan het werk zouden zijn.
We hebben besloten om in de winter een avond voorlichting te gaan geven over onze vijftien verschillende tochten in Frankrijk, België en Duitsland, want dit gunnen we veel meer mensen.
Remco Korteweg